Skip to content
220127-praktijkverhaal-drenthe

Praktijkverhaal | Kleinschalig specialistisch wonen ontwikkeld door aanbieders en gemeenten Drenthe

Gepubliceerd op: 28-10-2025

Kinderen zo thuis en huiselijk mogelijk laten opgroeien, dat is het doel van ‘kleinschalig specialistisch wonen’. Het is een Drents initiatief dat in volledige open samenwerking tussen aanbieders en gemeenten wordt ontwikkeld. Lees in dit verhaal hoe gemeenten en aanbieders dit doel hebben vormgegeven.

Aanbieders en gemeenten onderkennen het belang van kleinschaligheid. De gedeelde visie is dat als nu wordt ingezet op het voorkomen van verplaatsingen dit in de toekomst zal leiden tot kwalitatief beter en duurzaam wonen en een daling in de vraag naar specialistische woonplekken. De voorbereidingen voor dit initiatief zijn al in 2020 gestart en op woensdag 15 december 2021 besloten de wethouders van Drenthe dat het project van start mag.

Eind 2020 publiceerden wij al een praktijkverhaal over het Bestuurlijk Transformatie Akkoord Jeugd Drenthe (BTA), waarin wij spraken met Annemieke Smit (Yorneo), Alinda Kloosterman (Cosis) en Harmke Vlieg (wethouder in Assen). Op dat moment was het twee jaar geleden dat twaalf Drentse gemeenten en vijf grote aanbieders het BTA hadden ondertekend. De eerste resultaten van diverse projecten onder het BTA begonnen net zichtbaar te worden. Nu, een jaar later, spreken we met Marianne Langebroek (projectleider bij Yorneo en van het project kleinschalig specialistisch wonen), Ina Kuipers (directeur Noord en Midden Nederland bij Ambiq) en Robert Kleine (wethouder Jeugd, Onderwijs, Welzijn en Cultuur in de gemeente Emmen en tevens initiatiefnemer van het BTA). Net als vorig jaar staan zij ons gezamenlijk vanuit de verschillende perspectieven te woord; tekenend voor de open cultuur tussen aanbieders en gemeente in Drenthe.

Een terugblik op het vorige praktijkverhaal

Met het BTA (Bestuurlijk Transformatie Akkoord) constateerden en erkenden de twaalf Drentse gemeenten en vijf grote aanbieders dat hun denkrichtingen vooral vanuit de systeemwereld kwamen en dat daarmee de aansluiting op ‘de bedoeling’ uit beeld was geraakt. De kern van het akkoord is dan ook om beter aan te sluiten bij de leefwereld van kinderen, jongeren en ouders. Met het akkoord wordt de focus expliciet gelegd op de bedoeling van de transformatie, niet op de systemen die daarvoor nodig zijn. Gezamenlijk willen de ondertekenaars zorg dragen voor een kwalitatief goed jeugdhulpaanbod tegen betaalbare kosten.

Het BTA is te zien als een soort paraplu met uitgangspunten en doelstellingen, waaronder verschillende bewegingen, projecten en pilots worden georganiseerd. De zes bewegingen die vanaf de start prioriteit hebben zijn online beschikbaar. De uitwerking van de bewegingen in initiatieven ligt niet al vast in het akkoord, maar wordt opgepakt in wisselende, kleine groepjes waarin de gemeenten en aanbieders samenwerken. Elk initiatief wordt uiteindelijk door de twee Drentse inkoopregio’s (Zuid-Drenthe en Noord- en Midden Drenthe) vertaald naar een marktinstrument, zoals een subsidie of een inkoopprocedure.

 Vorig jaar noemden Annemieke, Alinda en Harmke al als belangrijkste succesfactor het gezamenlijk optrekken en het open zijn naar elkaar. De aanbieders en gemeenten hebben geleerd dat transparant zijn over de eigen visie, aanpak, doelen en data helpt om de juiste beweging voor elkaar te krijgen. Anderzijds is ook geleerd dat initiatieven opzetten tijd kost en dat er aanlooptijd nodig is voordat impact en besparingen zichtbaar worden. Maar dat weerhoudt de Drentse samenwerking zeker niet. Alinda vatte het mooi samen: “Het gaat echt over samenwerken in netwerken. We zitten met elkaar in een steeds krappere markt, waarin goed gekwalificeerd personeel bijvoorbeeld echt schaars is. We hebben er veel meer aan als we met elkaar de schaarse middelen goed in weten te zetten, dan wanneer we er onderling om concurreren. We hebben het gewoon met elkaar te fixen.”

De opzet van kleinschalig specialistisch wonen

Een jaar na ons vorige gesprek lijkt de gezamenlijkheid en samenwerking nog steeds centraal te staan in het BTA. Ina: “We hebben één keer per zes weken bijvoorbeeld een overstijgend overleg met de partijen die bij het BTA betrokken zijn. Hier bespreken we zaken die zowel regionaal als bovenregionaal van belang zijn voor het verbeteren van de jeugdzorg. Het is goed om bewegingen en uitdagingen uit te wisselen, dat geeft houvast. Samen daarover nadenken heeft een meerwaarde.” Zo wordt er gekeken welke bewegingen er overstijgend nodig zijn voor de Drentse jeugd. Uit verschillende onderzoeken binnen het BTA kwam het belang van kleinschaligheid naar voren, gerelateerd aan de behoefte aan passende verblijfsplekken voor jongeren. Hiervoor is het initiatief kleinschalig specialistisch wonen opgericht binnen het BTA, waar Marianne, Ina en Robert ons graag meer over vertellen. Het doel? Jongeren zo duurzaam mogelijk laten wonen op de plek die het best passend is voor hen, en daarmee het voorkomen van verplaatsingen. Zo hebben jongeren een woonplek waar ze zo thuis en huiselijk mogelijk kunnen opgroeien.

Vijf zorgaanbieders Accare, Ambiq, Cosis, Elker en Yorneo zijn betrokken bij dit initiatief. Marianne neemt ons mee in het concept: “Dit initiatief is opgezet omdat er een aantal jongeren is dat vaak verplaatst is in het verleden en/of waar geen goede woonplek voor gevonden kan worden. Daar wilden we gezamenlijk een oplossing voor vinden.” Bij het kleinschalig specialistisch wonen is het zogenaamde ‘Reizend Specialistisch Team’ een belangrijk component. Marianne: “Dit team wordt ingezet op woonplekken waar vragen zijn over hoe zorg het best passend gemaakt kan worden voor jongeren. Het team bestaat uit collega’s vanuit verschillende organisaties, die ieder hun eigen cultuur en kennis meenemen. Zij ondersteunen tijdelijk de betreffende woonplek, maar doen ook een analyse naar wat de beste en meest duurzame plek is voor een jongere .”

Er wordt gestart met een analyse waar vervolgens een advies uit volgt. Er wordt geadviseerd over de mogelijkheden rondom ondersteuning en kennisdeling. Zo kan worden geadviseerd om een andere plek te zoeken, maar kan ook op de woonplek zelf aanvullende ondersteuning geboden worden Concreet zijn er na het advies drie stromen mogelijk:

  • Stroom 1A: Inzet reizend specialistisch team op bestaande woonplek
  • Stroom 1B: Advies passende (bestaande) woonplek met/zonder inzet reizend specialistisch team
  • Stroom 2: Hoog-specialistische woonplek: zo thuis en huiselijk mogelijk en “het anders doen waar dit kan én moet”

Het mooie is juist dat we verschillende perspectieven, belangen en verantwoordelijkheden hebben: zolang we met elkaar in gesprek blijven is dat alleen maar goed en versterkt het eindproduct.

Robert reflecteert op de totstandkoming van deze opzet: “Wat interessant is aan het proces, is dat je het eerst ‘hoog-over’ met elkaar gaat bespreken. Dan ben je het snel eens met elkaar. Als je de diepte ingaat, merk je dat sommige zaken toch aanvullend overleg vragen. We gaan het niet overal over eens worden waarschijnlijk, maar dat hoeft ook niet. Het mooie is juist dat we verschillende perspectieven, belangen en verantwoordelijkheden hebben: zolang we met elkaar in gesprek blijven is dat alleen maar goed en versterkt het eindproduct.” Eén van die zaken waar verschillende perspectieven over bestaan, is het hoog-specialistisch wonen. Hoe wordt daar invulling aan gegeven, is dat voornamelijk tijdelijk of juist een duurzame oplossing? Marianne licht toe: “Daar waar je de vooruitgang en ontwikkeling op gang kan brengen, moet je het zo kort mogelijk houden – dat zijn we met elkaar eens.” Bovendien kan met een sterke stroom 1A en 1B hoog-specialistische instroom worden verminderd, benoemt Ina. “Hoe eerder je het ‘Reizend Specialistisch Team’ inzet, hoe minder je hoog-specialistische ondersteuning nodig hebt. Dat is een belangrijk uitgangspunt waar we scherp op moeten blijven.” Onderstaand zijn de volledige processtromen van het initiatief zichtbaar.

Modelweergave initiatief:

“Hoe eerder je het ‘Reizend Specialistisch Team’ inzet, hoe minder je hoog-specialistische ondersteuning nodig hebt.”

De totstandkoming van het initiatief

Al in 2015 is een experttafel met gemeenten en aanbieders opgericht (DExT) waar ingewikkelde casussen besproken werden. Vanuit de ervaringen van de experttafel is een ‘wittevlekkenplan’ ontstaan, met zowel lokale, regionale als bovenregionale uitdagingen. Ina: “Uit dat plan bleek dat het bij echt complexe casuïstiek met comorbiditeit (mensen die tegelijkertijd twee of meer beperkingen of stoornissen) nog altijd moeilijk was om een jongere op de goede plek te krijgen. Er is kennis vanuit alle markten vereist om daar een zinvolle en nuttige oplossing voor te bieden.” De bewustwording van die complexiteit vormde de basis voor het kleinschalig specialistisch wonen, waarin de behoefte van de betreffende complexe groep continu centraal staat. Dit sluit aan bij de landelijke beweging richting kleinschalig wonen. Robert: “We zien hiaten in de beschikbare woonplekken dichtbij de sociale omgeving van de jongeren waar het over gaat. Daarom is het goed om aan de ene kant een ‘Reizend Specialistisch Team’ te hebben en aan de andere kant na te denken over welke tussenvoorzieningen er nodig zijn.

Ina vervolgt: “Er lopen verschillende initiatieven binnen het BTA, maar wij hadden het gevoel dat specifiek hier veel onnodig leed op zat.” De samenhang van de lopende projecten wordt gelijktijdig altijd goed geborgd. Ina: “Het initiatief is regelmatig in het bredere BTA teruggekoppeld, daar heeft het een vaste plek op de agenda. Daarnaast werd de voortgang vanuit Robert ook in het Algemeen Bestuurlijk Overleg (ABO) van Drenthe gepresenteerd en besproken.”

“Het bleek dat bij echt complexe casuïstiek met co-morbiditeit nog altijd moeilijk was om een jongere op de goede plek te krijgen. Er is kennis vanuit alle markten vereist om een daar een zinvolle en nuttige oplossing voor te bieden.”

De randvoorwaardelijke puntjes op de i

Omdat het initiatief is ontstaan uit een heldere vraagbehoefte bij de experttafel, is gestart met het inhoudelijk ontwikkelen van een oplossing. Later in het proces is steeds meer aandacht ontstaan voor randvoorwaardelijke zaken, waaronder de financiering van het initiatief en de marktinstrumenten die de gemeenten daarvoor hebben. En dat blijkt zo makkelijk nog niet. Robert vertelt: “Die stap maakt het ingewikkeld. We zitten nu in een fase dat de gemeenten besluiten moeten nemen hoe zij dit initiatief faciliteren. Dat is nog niet het meest makkelijke. Een risico is dat gemeenten daarbij een oplossing kiezen die invloed heeft op de inhoud en bedachte kwaliteit. Ik ben benieuwd hoe we daar vorm aan gaan geven.” Momenteel zijn de initiatiefnemende aanbieders en de gemeenten het inhoudelijk eens, maar moeten de randvoorwaarden zoals financiering nog worden ingericht. “Daar zitten nog een aantal bespreekpuntjes in en dat is een mogelijk spanningsveld” benoemt Robert.

De aanbieders zijn in ieder geval goed voorbereid op de laatste stappen richting realisatie. Marianne: “Er is een implementatieplan gemaakt. Als de financiering rond is, kunnen we overgaan tot de implementatie.” Hier ligt een visie aan ten grondslag, benoemt Marianne. “Daar waren we relatief snel uit, dat was een mooi moment van verbindingen leggen en kennis delen met de deelnemende aanbieders.” Ook is reeds een JENN-subsidie toegewezen om te benutten (JENN staat voor Jeugd Expertisenetwerk Noord-Nederland). Deze subsidie stimuleert bovenregionale samenwerkingen om ervoor te zorgen dat jongeren op tijd de hulp krijgen die ze nodig hebben. Met als doelstelling: ‘Geen kinderen tussen wal en schip: 0 zoekende jeugdigen, ouders en professionals met een vraag naar expertise en passende zorg’. Marianne: “Er is dus nog veel te organiseren, maar we weten ook wát we moeten organiseren. We hebben er in ieder geval vertrouwen in dat de gemeente zich goed gaat inzetten om de financiering rond te krijgen.”

Volgende stappen in de financiering van het initiatief

In het bestuurlijk overleg van 15 december is besloten om het reizend specialistisch team onder te laten brengen in de inkoopmodellen van de inkoopregio’s onder de module/ resultaat intensieve behandeling. Na evaluatie volgt een besluit voor het tweede jaar. Hiernaast is besloten dat hoog specialistische woonplekken opgezet mogen worden, waarbij de verbinding met SPUK residentiele middelen (regeling Specifieke Uitkering vergroten van beschikbaarheid van acute jeugd-ggz capaciteit) en andere 3Noord ontwikkelingen (bovenregionale zorgafspraken met de drie provincies Drenthe, Groningen en Friesland) moet worden uitgewerkt. De financiering hiervan moet uiterlijk 1 juni 2022 geregeld zijn. Om dit te kunnen doen is een grote inspanning van de gemeenten / inkoopregio’s en aanbieders nodig – innovatie vraagt soms oplossingen buiten de bekende kaders.

Hoe gaat het breder met de transformatie?

Het BTA is een al langer lopende, bredere beweging. Robert: “Een aantal jaar geleden hebben we een aantal zaken ingezet, denk aan de pilot ‘Regie op drie’ en een focus op samenwerking in het onderwijs.” Daarnaast spelen parallel aan het BTA nog meer transformatiebewegingen in Drenthe. Zo is er op regionale schaal Envedder, een vertegenwoordiger van alle initiatieven en activiteiten die bijdragen aan de groeibeweging van de jeugdzorg in Drenthe. Naast de verschillende lokale en regionale initiatieven, speelt ook de landelijke Hervormingsagenda. Een hoop plannen dus, vindt ook Robert: “De komende tijd gaan we alle plannen tegen het licht houden en doen we een heroriëntatie hoe we dit verder vorm en inhoud gaan geven. Hier kijken we ook naar verbreding, door bijvoorbeeld te verkennen wat voor plek onderwijs moet krijgen. We moeten in ieder geval keuzes maken, ook voor het overdrachtsmoment na de verkiezing. Continuïteit is hierin belangrijk.”

Leerpunten voor het gezamenlijk opstarten van een initiatief

Hoe kijkt het drietal terug op afgelopen tijd en wat zijn geleerde lessen? De eerdergenoemde financiën komen ook hier terug. Robert reflecteert: “Achteraf hadden we wellicht eerder de inkopers moeten betrekken bij het proces, zij hebben hier het meeste verstand van.” Ina: “Het had daarnaast geholpen om eerder te schetsen hoe het volledige proces van idee tot start eruit ziet. Vervolgens hadden we dat op meerdere momenten kunnen toetsen. Dat is zeker een lesson learned.” Marianne, Ina en Robert zijn het met elkaar eens dat er ook eerder opgeschaald had kunnen worden op bestuurlijk niveau. Marianne: “De gemeente was al wel betrokken, maar nog niet op het niveau van wethouders. De laatste maanden is gebleken dat dat heel helpend is, helemaal bij een dergelijk groot initiatief.” Robert: “Je kan nooit iedereen betrekken aan de voorkant. We laten het wel een les zijn dat we eerder moeten toetsen of we de juiste mensen aan tafel hebben. Soms is het nodig om even aan de rem te trekken of een ander spoor te bewandelen, zo gaat het soms.”

Kortom: een hoop ambities en plannen, maar (zeker) ook nog zaken en processen die aangescherpt kunnen worden. Marianne lacht: “We hebben er alle vertrouwen in dat dit goed gaat komen. We hope

Ander nieuws

28-10-2025

Interview | Heerlen doet het anders: ‘Samenwerking in plaats van marktwerking’

Dubbelinterview met wethouders Peter van Zutphen en Jordy Clemens van...
28-10-2025

Norm voor Opdrachtgeverschap (NvO)

Gemeenten hebben de taak om voor hun inwoners de zorg...
28-10-2025

Zeven goede gewoonten voor de inkoop van Jeugdhulp

Goede inkoop van jeugdhulp vraagt om een duurzame samenwerking tussen...
28-10-2025

Handreiking Stappenplan Gemeentelijke controleaanpak

Deze handreiking (2019, pdf) ondersteunt bij het verfijnen van de...
28-10-2025

Inrichting administratie

Een transparante en eenduidige inrichting van de administraties van gemeenten...
28-10-2025

Landelijk accountantsprotocol

Accountants van aanbieders rapporteren hun bevindingen over de productieverantwoordingen met...